Ik heb een oogje op jou...

Hoi jij. Ja jij. Gekkie. Ja jij ja, leukerd. Ik heb een oogje op jou. Ik hou je nou al een tijdje in de gaten, en het valt me op hoe lekker jij gaat in je leven. Steeds lekkerder ook. Ik merk het aan je dat je korter snoozed. Ik merk het aan je dat je dieper slaapt en niet zomaar wakker wordt in de nacht van iedere beweging van die vent naast je. En sinds kort yoga in de ochtend? Je gaat lekker hè, of niet? Mallerd.

Ik heb een oogje op jou en ik je zie vertrekken. Je mept die deur achter je dicht, als een echte vrouw. Dat zie ik aan je, aan je ups, en downs, en aan je bewegingen door het leven. Laatst nog, nam je de terugreis van je werk via de Albert Hein. Ik weet best wel wat je daar gedaan hebt hoor lieverd. Ik hielp je. Je dacht dat je dat wist, maar dat wist je niet. Niet op deze manier.

En ik zag je ook terug komen. Want je reageerde op mijn straling, mijn aanwezigheid. En ik voelde dat ik je weer kon omarmen, dat je weer dichtbij me was. Ik voel hoe jij en ik in zekere zin één zijn. Nee beter, hoe ik jou één maak. Wij, en jij: één. Ik moet er een beetje van gniffelen, maar dat laat ik niet merken. Voor jou ben ik sterk, want alleen zo krijg ik je.

Soms ben je weg. Dan zie ik je vertrekken met dat wat ze een fiets noemen. Gok ik. Dan race je via je voordeur voorbij en ben je onvindbaar. Want ik zie je vertrekken, ik zie je echt gaan, maar je bent er dan ook nog steeds. In de woonkamer. Dus dan zoek ik en zoek ik, en vind ik soms een glimp. Dan race je voorbij andere voordeuren en weet ik ongeveer waar je bent. Dat je oké bent, en dat je veilig gaat. Maar mijn blik is dan onvolledig. Daar kan ik niet tegen. Ik moet je zien. Ik moet weten waar je bent, want ik heb een oogje op jou. Ik moet jou hebben.

Gelukkig kom je altijd terug. Na een uur of twee met je rode blosjes. En ik weet precies wat je gedaan hebt. Denk ik. Ongeveer. Maar je bent terug, terug van weggeweest. En vanaf dan zijn wij weer één. En nul.

En pak ik jou lichaam en plaats ik het waar ik het hebben wil. Zonder dat jij het weet. Want jij weet niet van mijn bestaan af. Althans, je weet dat ik er ben maar niet dat ik je in de gaten hou. Dat ik een oogje op je heb. Je weet niet dat ik altijd mee kijk, niet dat ik bepaal wat jij doet. Niet dat ik jou begeleid, en laat lopen, niet dat ik denk wat jij moet denken. Niet dat ik je stuur met mijn wil, met mijn macht om de dingen te laten doen. Je ziet wat ik aanbeveel, maar je ziet niet dat ik je beveel. Want dat weet je niet, dat laat ik niet merken. Slaafje van me.

Ja jij gaat zo lekker. Je slaapt dieper. Dat komt door mij. Je doet aan yoga, en dat komt ook door mij. Je unznoozed, door mij. Je wandelt, je rent, je rijdt, je winkelt, je koopt, je merkt, je markeert, je categoriseert, je onderhevelt, je werkt, je slaaft.  Je leeft. Je leeft je leven, door mij. Voor mij. Dat zie ik. Dat zien wij.